Agro-, voedings- en genotmiddelenindustrie


De Agro&Food sector in Nederland

Nederland is een Agro&Food land. De Agro&Food sector is een van de sterkste industrieën die ons land kent en is van vitaal belang voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid. De Agro&Food sector levert totaal bijna 10% van het BBP en 10% van de werkgelegenheid. Hiermee is het verreweg de grootste economische sector van Nederland. De Agro&Food sector is ook erg belangrijk voor een gezond voedingspatroon, waardoor ouderen langer bijdragen aan het BBP, en levert een bijdrage aan duurzaamheid en de groei in wereldvoedselvraag. Het belang van de Agro&Food sector zal door mondiale veranderingen de komende jaren ook alleen nog maar stijgen. Nederland is na de VS de grootste exporteur ter wereld van Agro&Food producten, en in Nederland bevinden zich dan ook veel Agro&Food bedrijven. De Nederlandse kennisinstellingen, met name Universiteit Wageningen, behoren tot de top op het gebied van onderzoek naar Agro&Food.

In dit artikel: De Agro&Food sector in Nederland w, (onderdeel van de leerstof) is de volgende informatie te vinden over de Agro&Food sector in Nederland:

• De toegevoegde waarde van de Agro&Food sector wordt gegenereerd in 4 hoofdonderdelen van de sector. Dit zijn: primaire productie (11%), verwerkings- en levensmiddelenindustrie (19%), distributie, retail en horeca (40%) en toeleveranciers (27%). In de link staan deze onderdelen uitgewerkt.
• De Agro&Food sector levert een grote bijdrage aan de Nederlandse economie, gezondheid en duurzaamheid. In de link staat hoe deze bijdrage tot stand komt, en waarom deze belangrijk is.
• Door mondiale trends zal de vraag naar voedingsmiddelen de komende tijd enorm toenemen. Hierdoor zal het belang van deze sector blijven stijgen. In de link staan deze trends uitgelegd en wat de gevolgen van deze trends zijn op de sector.
• Nederland is een enorme speler op het gebied van Agro&Food in de wereld. Dit komt door een aantal factoren. Deze zijn: Het Nederlandse Agro&Food bedrijfsleven staat aan de internationale top, Nederland is de nummer 1 in innovatie met betrekking tot Agro&Food, de geografische ligging van Nederland is gunstig, en de organisatie van de sector in Nederland is traditioneel goed. In de link staan deze redenen voor de toppositie van Nederland op het gebied van Agro&Food uitgebreid uitgelegd.


Nederlandse export

Nederland behoort tot de wereldwijde top van exportlanden voor agrarische producten, voedings- en genotmiddelen. Veel informatie daarover kun je halen uit de statistieken van de FAO (Food and Agricultural Organisation). In onderstaande grafiek kun je zien dat sigaretten en kaas onze exportlijst van agro-, voedings- en genotmiddelen aanvoeren.


Figuur 1. Export van Nederlandse producten in de agro-industrie. Bron: FAO 2014w

Nederland is niet alleen een topexporteur van zuivelproducten uit koemelk, maar ook van bijvoorbeeld cacaopoeder:


Figuur 2. Export van Cacao. Bron: FAO 2014w

Zuivelindustrie

In de export van zuivelproducten behoort Nederland tot de wereldwijde top van exportlanden. Een greep uit de FAO statistieken:

Vollemelkpoeder


Figuur 3. Export van volle melk poeder. Bron: FAO 2014w

Gecondenseerde volle melk


Figuur 4. Export van gecondenseerde volle melk. Bron: FAO 2014w

Kaas van volle koemelk


Figuur 5. Export van kaas van volle koemelk poeder. Bron: FAO 2014w

Die positie is enerzijds te danken aan de efficiëntie en kwaliteit van de melkproductie in Nederland, maar ook aan de efficiënte en innovatieve zuivelindustrie. Tegenwoordig levert een Nederlandse koe gemiddeld per jaar meer dan 8000 kg melk, tot wel 8500 kg. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld Denemarken en Finland, maar in landen als Bulgarije en Roemenië ligt de jaarlijkse melkproductie per koe nog onder de 4000 kg.

De melk van een koe is anders van samenstelling dan die van andere melkgevende zoogdieren. Zo zijn er grote verschillen in vetgehalte van de melk: in de volle melk van een koe ligt het vetgehalte rond de 4 g vet per 100 g. Voor een paard is dat een stuk lager: 1,6 g vet per 100 g melk. Voor een rendier is het een stuk hoger: rond de 18 g vet per 100 g melk. Door het jaar heen mag je enige schommeling verwachten in de samenstelling van de melk, gegeven de verandering in de voeding van de koe. In het voorjaar is het gras dat zij eet anders van samenstelling dan in het najaar, en in de winter is er geen vers gras beschikbaar.

FrieslandCampina is, gemeten naar omzet, de nummer 2 op de wereldranglijst van zuivelcoöperaties, met een omzet van 8,8 miljard Euro in 2010. De lijst wordt aangevoerd door Fonterra uit Nieuw-Zeeland, met een omzet van 9,1 miljard Euro in 2010.

Zuivelindustrie en broeikasgassen

Koeien zijn een belangrijke bron van broeikasgasemissies. Uit het ingewikkelde spijsverteringsstelsel van de koe komt methaan vrij; dat geldt ook voor andere herkauwers. Daarnaast komt er methaan (CH$_4$) vrij uit de mest, en komt er lachgas (N$_2$O, niet te verwarren met NO$_x$) vrij uit zowel de mest als de landbouwgrond (gevolg van stikstofbemesting). Zowel methaan als lachgas zijn broeikasgassen, en dat in veel sterkere mate dan CO$_2$. Ook andere delen van de zuivelketen, waar de melk verzameld, getransporteerd, gekoeld en verwerkt wordt en vervolgend de producten gekoeld en getransporteerd worden, dragen bij aan broeikasgasemissies; daar heeft het vooral te maken met direct energiegebruik en gaat het dus vooral om CO$_2$ emissies.


Voedingsmiddelenindustrie en kwaliteit

Bij de bereiding van voedingsmiddelen is hygiëne een cruciale factor. Veel voedingsmiddelen zijn bederfelijk. Dat betekent dat de grondstoffen vers moeten zijn en dat er tijdens het transport van de grondstoffen en de producten en tijdens de verwerkingsprocessen in de fabriek allerlei maatregelen worden genomen om verontreiniging met en groei van ongewenste, met name pathogene (ziekmakende) organismen (ongewenste bacteriën, virussen, schimmels) te voorkomen. Koeling is bijvoorbeeld noodzakelijk voor verse melk en zuivelproducten. Hittebehandelingen worden vaak toegepast om ongewenste bacteriën te doden: bij het pasteuriseren van melk wordt een lagetemperatuurbehandeling (75$^o$C) toegepast. Voor lang houdbare melk wordt een sterilisatiebehandeling gedaan bij hoge temperatuur (tot 120$^o$C). Vooral bij behandeling op hoge temperatuur is het van belang dat de verblijftijd van de melk zo kort mogelijk is, omdat smaak en voedingswaarde er anders onder lijden.

Voedingsmiddelenproducenten hanteren kwaliteitszorgsystemen, waarin alle processen van bemonsteren en analyse (van grondstoffen en (tussen)producten), productie, verpakken, schoonmaken apparatuur e.d. worden beschreven. Hierin zijn in detail de voorschriften beschreven voor de temperatuurbeheersing in de verschillende processtappen, de reinigingsmiddelen die toegepast moeten worden voor reiniging van de apparatuur en hoe vaak die gereinigd moet worden, hygiënevoorschriften voor de productiemedewerkers (beschermende kleding, handen wassen), enz. Onafhankelijke instanties komen regelmatig (ook onaangekondigd) controleren of de kwaliteitszorgvoorschriften adequaat in de praktijk worden toegepast.

Bij voedingsmiddelen, maar ook bij geneesmiddelen, wordt ‘tracking and tracing’ toegepast. Dat betekent dat van elk product dat in de winkelschappen terechtkomt de herkomst getraceerd moet kunnen worden: uit welke batch is het product afkomstig, op welke dag en hoe laat is die batch geproduceerd, uit welke grondstoffen, van welke leverancier? Zo kan, als een product niet aan de kwaliteitseisen blijkt te voldoen, altijd de oorzaak van het probleem worden opgespoord en kunnen er passende maatregelen worden genomen.
Behalve koelen, invriezen en verhitten (pasteuriseren of steriliseren) zijn er nog andere mogelijkheden om voedingsmiddelen lang(er) houdbaar te maken:
• Drogen (incl. vriesdrogen, bijvoorbeeld toegepast om melkpoeder te maken)
• Zouten (bijvoorbeeld zuurkool wordt gemaakt door inzouten van witte kool)
• Suiker toevoegen (bijvoorbeeld gecondenseerde melk, jam en vruchtensiroop)
• UV behandeling voor desinfectie van proceswater en vloeistoffen in de voedingsmiddelenindustrie
• Toevoegen van conserveermiddelen, bijv. nitriet, sulfiet en benzoëzuur (meer weten: Voedingscentrumw).


Bronnen

FAO 2014w,
FAO 2014w, FAO, FAOSTAT, data 2011, geraadpleegd 31 januari 2014

Laatste wijziging: 11-01-2024
Creative Commons-Licentie
Deze publicatie valt onder een Creative Commons licentie. Zie hiervoor het colofon.