Warmwater infrastructuur


Warmwaternet

Naast de infrastructuur voor drinkwater is er zich een tweede waterinfrastructuur aan het ontwikkelen die niet draait om watervoorziening, maar om warmtevoorziening. Het gaat hierbij om de overdracht van industriële restwarmte aan woningen, kassen en bedrijven. In deze infrastructuur wordt water van rond de 80 graden Celsius getransporteerd van afvalverbrandingcentrales en grote industriële complexen als raffinaderijen naar huishoudens. De warmtenetwerken die daarvoor worden aangelegd transporteren niet de warme reststromen direct van het bedrijfsterrein naar de klant; het warmtenetwerk is gesloten. De restwarmte wordt via warmtewisselaars overgedragen aan het water in het gesloten warmtenetwerk. In de regio Rotterdam alleen al is er jaarlijks 15 tot 20 petajoule beschikbaar aan restwarmte. Dat is voldoende om 500.000 huishoudens van verwarming te voorzien.

Een warmwaternet heeft als voordeel dat het schoon, duurzaam en gebruiksvriendelijk is. Bij het verbranden van gas in CV-installaties ontstaan CO$_2$ en NOx als verbrandingsproducten. Naast het terugdringen van schadelijke emissies naar de lucht, heeft het benutten van industriële restwarmte als bijkomende milieuvoordelen dat er minder opwarming van het oppervlaktewater ontstaat en dat de geluidshinder ten gevolge van koelsystemen in het industriegebied afneemt. Zoals in eerdere hoofdstukken gezien, vertegenwoordigen energiedragers een economische waarde en zijn daarnaast, in het geval van fossiele brandstoffen, schaars en onvervangbaar. Hergebruik van restwarmte uit de industrie, betekent een efficiëntere benutting van de kostbare en schaarse fossiele energiedragers. Bij gebruik van warm water afkomstig uit industriële processen is het milieurendement hoog (vergelijk het met wkk). Hergebruik van deze warmte draagt daarmee bij aan een duurzame energiehuishouding.

Woningcorporaties en andere verhuurders reageren mede om die reden enthousiast op het idee. Voor de consument is warmte betrekken van een warmwaternet gemakkelijk en comfortabel; de warmte is altijd beschikbaar en individueel te regelen. Er is geen CV-installatie meer nodig die ruimte inneemt en onderhoud vraagt.

Stadsverwarming

Stadsverwarming wordt in Nederland nog maar beperkt toegepast. Daar waar het al gebeurt wordt de warmte meestal geproduceerd door gasgestookte warmtekrachtkoppingsinstallaties (WKK), dus verre van duurzaam en met emissie van CO$_2$. Amsterdam gebruikt restwarmte van de afvalverbrandingsinstallatie van AEB (die momenteel in moeilijkheden verkeert) en Rotterdam gebruikt restwarmte van de AVR, de RoCa centrale en de industrie in het havengebied. Bij deze warmtebronnen mogen vraagtekens worden gezet voor de langetermijn leveringszekerheid: we willen immers ook naar een volledig circulaire economie en de industrie is er veel aan gelegen om een nieuwe generatie processen te ontwikkelen die vele malen energie-efficiënter zijn dan de huidige. Restwarmte, de naam zegt het al, is voor de meeste bedrijven een (ongewenste) reststroom, waar ze geen leveringszekerheid voor willen bieden.

De kosten van warmtedistributie zijn veel hoger dan die van gasdistributie. Waar de aanleg of vervanging van een km gasleiding zo’n 150.000 à 300.000 Euro kost (met uitschieters tot 500 kEuro in binnensteden), gaat het bij de aanleg van een km warmteleiding eerder om 1 mln Euro per km. Omdat we in Nederland al een fijnmazig gasnet hebben, lijkt het verstandig om voor de toekomst duurzame alternatieven te overwegen die gebruik kunnen maken van het aardgasnet. Dat kan lokaal bijvoorbeeld biogas of groen-gas zijn, maar voor de toekomst komt ook waterstof uit duurzame bronnen in beeld. In dit verband moeten we ook nog eens rekening houden met het feit dat grote delen van ons aardgasnet sowieso, om veiligheidsredenen, vernieuwd moeten worden voor 2030 (en dat geldt ook voor gemeenten die ‘van het gas af’ willen).

Bij het verduurzamen van de warmtevoorziening moet niet alleen naar duurzame warmtebronnen worden gekeken, maar ook naar duurzame reductie van de warmtevraag. Voor nieuwbouw worden al hoge eisen gesteld aan de isolatiegraad (energieneutraal of bijna energieneutraal en geen gasaansluiting meer), maar het grootste deel van de gebouwenvoorraad in Nederland dateert van voor 1980. Veel oudere woningen zullen ook met forse investeringen in thermische isolatie het ideaal van energieneutraal nauwelijks kunnen bereiken. Zij blijven aangewezen op een of andere bron van hoge temperatuurwarmte (minstens 70 graden). Alleen goed geïsoleerde woningen, die gebouwd zijn op lagetemperatuurverwarming (dat wil onder meer zeggen: met wand- en vloerverwarmingssystemen) kunnen bediend worden uit duurzame lage-temperatuur-warmtebronnen, zoals bijv. warmte uit de ondiepe ondergrond (bodemwarmte) of uit oppervlaktewater (aquathermie). Voor zover daarbij gebruik wordt gemaakt van elektrische warmtepompen, moeten we ons ook realiseren dat het elektriciteitsdistributienet een bottleneck kan vormen. Om op grote schaal met warmtepompen te voorzien in onze warmtebehoefte zou het elektriciteitsnet eerst fors verzwaard moeten worden.

Deze pagina is onder ander gebaseerd op:
Warmtebedrijf Rotterdam 2023w




Bronnen

Warmtebedrijf Rotterdam 2023w,

Laatste wijziging: 12-01-2024
Creative Commons-Licentie
Deze publicatie valt onder een Creative Commons licentie. Zie hiervoor het colofon.